hoorbaar

Dutch

Etymology

From horen +‎ -baar.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈɦoːr.baːr/
  • Audio:(file)
  • Rhymes: -oːrbaːr

Adjective

hoorbaar (comparative hoorbaarder, superlative hoorbaarst)

  1. audible
    Antonym: onhoorbaar

Declension

Declension of hoorbaar
uninflected hoorbaar
inflected hoorbare
comparative hoorbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial hoorbaar hoorbaarder het hoorbaarst
het hoorbaarste
indefinite m./f. sing. hoorbare hoorbaardere hoorbaarste
n. sing. hoorbaar hoorbaarder hoorbaarste
plural hoorbare hoorbaardere hoorbaarste
definite hoorbare hoorbaardere hoorbaarste
partitive hoorbaars hoorbaarders —

Derived terms

  • hoorbaarheid
This article is issued from Wiktionary. The text is available under Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 unless otherwise noted. Additional terms may apply for the media files.