fophef

Dutch

Etymology

Blend of foppen +‎ ophef.

Noun

fophef m (uncountable)

  1. (neologism) fuss about a trivial or nonexistent issue, especially in mainstream media
    • 2023 May 15, “Stond Eloise nou echt een beetje knap te doen naast een drenkeling!?”, in Provinciale Zeeuwse Courant‎[1], page 6:
      Nou ja, mochten er mensen zijn die nog meer 'fophef' zoeken: graag gedaan.
      (please add an English translation of this quotation)
    • 2024 February 19, Marieke Kuypers, “‘Fophef’: media-ophef om niets, met échte gevolgen”, in One World‎[2], archived from the original on 18-03-2025:
      Gooi een handvol drogredenen, anekdotische bewijzen en vage cijfers bij elkaar, besteedt daar veel media-aandacht aan en je krijgt: fophef.
      (please add an English translation of this quotation)
    • 2025 March 19, “Waarom transparantie overschat wordt (en de VAR voetbal niet beter maakt)”, in De Correspondent‎[3], archived from the original on 20-07-2025:
      Er was eigenlijk maar één type burger dat interesse had in de wet: journalisten, maar die gebruikten de wet te vaak – aldus Blair – om ‘fophef’ te creëren.
      (please add an English translation of this quotation)
This article is issued from Wiktionary. The text is available under Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 unless otherwise noted. Additional terms may apply for the media files.